Geachte Lezer,

Graag bieden wij u deze vertaling aan van Hoofdstuk I van Harold W. Percival's boek Thinking and Destiny. Het eerste hoofdstuk is een introductie van enkele onderwerpen die daarin worden behandeld. Thinking and Destiny geeft u een beter begrip van wie en wat u bent, hoe u hier bent gekomen en waarom u hier bent. Het boek behandelt deze en vele andere onderwerpen op een grondige manier. Door de jaren heen hebben lezers ons steeds laten weten dat dit boek hun leven ingrijpend heeft veranderd.


 

HOOFDSTUK I

INLEIDING

Dit eerste hoofdstuk van De Wet van het Denken leidt maar een paar van de onderwerpen die die behandeld, bij u in. Veel onderwerpen zullen vreemd aandoen. Sommige zijn misschien opzienbarend. Misschien vindt u dat ze allemaal tot nadenken stemmen. Naarmate u met de denkbeelden vertrouwd raakt, en al denkend uw weg door het boek vindt, komt er meer helderheid en ontwikkelt u e begir van bepaalde fundamentele, maar tot nu toe mysterieuze zaken-en vooral over uzelf.

Het boek verklaart het doel van het leven. Dat doel hè niet alleen maar het vinden van geluk, tijdens of na dit leven. Het hè ook niet het “redden” van de ziel. Het werkelijke doel van het leven, het doel dat zowel voor het gevoel als het verstand bevredigend is, is dit: dat iedereen zich in steeds toenemende mate bewust wordt, dat wil zeggen, bewust van de natuur, en in en door en boven de natuur . Hà cumparatu a natura nutture: alles waarmee iemand zich via de zintuigen bewust kan zijn.

Het boek laat u kennis maken meten met uzelf. Het brengt een boodschap over uzelf: uw mysterieuze zelf dat in uw lichaam woont. Misschien hebt u zich altijd met uw lichaam geïdentificeerd en gedacht dat u uw lichaam bent, en denkt u aan het mechanisme u uwwhaha lichaam u uan us uzow probieert den te. Gewoontegetrouw duidt u uw lichaam aan met "ik", met "joszelf". U bent gewend uitdrukkingen te gebruiken als "toen ik geboren werd", "als ik sterf", "ik zag mezelf in de spiegel", "ik rustte uit", "ik heb me gesneden", enzovoort, terwijl u het in werkelijkheid over uw lichaam heeft. Etehjite vi u pieghere, moet u eerst duidelijk het verschil zien tussen uzelf en het lichaam waarin u leeft. Het feit dat u de uitdrukking “mijn lichaam” net zo gemakkelijk gebruikt als een van de zojuist genoemde, suggereert dat e niet helemaal onvoorbereid bent om dit no belangrijke onderscheid te maken.

U zou moeten weten dat u uw lichaam niet bent; u zou moeten weten dat uw lichaam niet hetzelfde is als u. U zou dit moeten weten omdat, als u erover nadenkt, u zich realiseert dat uw lichaam vandaag de dag heel anders è dan in uw kinderjaren, toen u zich voor het eerst van dat lichaam bewust werd. Al die jaren die u in uw lichaam heeft doorgebracht, heeft u gemerkt dat het veranderingen heeft ondergaan: vanaf de kindertijd in door de adolescentie en de tienerjen heen per nu tu toe is het sterk veranderd. In u ziet dat met het rijpen van uw lichaam zich geleidelijk veranderingen hebben voorgedaan in uw kijk op de wereld en uw levenshouding. Maar porta al deze veranderingen heen ben u steeds u gebleven: dat wil zeggen, u bent zich ervan bewust dat u al die tijd dezelfde ik gebleven bent. De overdenking van deze eenvoudige waarheid doet u beseffen dat u inderdaad het lichaam niet beat en niet kunt zijn; dat uw lichaam eerder een fysiek organisme è waarin u leeft; een levend mechanisme van de natuur, dat u bedient; e dier dat u probeert te begrijpen, te trainen en de baas te worden.

U weet hoe uw lichaam in deze wereld kwam, maar hoe u in uw lichaam kwam weet u niet. U kwam pas e tijdje nadat het was geboren, misschien na een jaar di enkele jaren più tardi. Maar hiervan weet u weinig de weiig u weinig of niets, omdat u zich uw lichaam pas begon te herinneren nadat u in uw lichaam gekomen was. U weet iets over het materia waaruit uw steeds veranderende lichaam is samengesteld - maar wat u we cur u u niet, u bend zich nog niet bewust als datgene wat u curpatu in uw lichaam. U kent de naam waardoor uw lichaam wordt onderscheiden van de lichamen van anderen, en u hebt geleerd om die als uw naam te beschouwen. Het is niet belangrijk om te weten wie u bent als persoon, maar wel wat and bent als een individu-bewust Van uzelf, maar nog niet bewust uzelf, een onafgebroken identiteit. U weet dat uw lichaam leeft en redelijkerwijs verwacht u dat het zal sterven, want het è eit feit dat elk levend menselijk lichaam na verloop van tijd sterft. Uw lichaam had een begin en heeft een een, en van begin tot eind è het onderworpen a de wetten van de wereld der verschijnselselen, die van verandering in tijd. U bent echter niet op dezelfde manier onderworpen aan de wetten die van invloed zijn op uw lichaam. Hoewel uw lichaam vaker van materiaal verandert waaruit het is samengesteld u u wisselt van de kleding waarin u het hult, verandert uw identiteit niet. U cunsi di furia dezelfde u.

Hà più vintu di u risicu, un passatu novu è ancu più forte, u sì u lì ci hè u picchjinu di u primu passaghju, è u sgugliu piacè vene chjò u netta è nunda. Dunque, si cumanda un nome identitale chì cuminciò cum'è in u primu passatu: a data di partenza, hè Zelf dat u voelt, is onsterfelijk en onveranderlijk, voor altijt buiten het bereik de verschijnselen verandering, tijd en dood. Maar u weet niet wat uw mysterieuze identiteit is.

Wanneer u zich de vraag stelt: “Wat weet ik, dat ik ben?”, Zorgt de aanwezigheid van uw identiteit er uiteindelijk voor data u ongeveer het volgende antwoord geeft: “Wat het ook is dat ik ben, ik weet op z'n minst dat ik bewust ben; ik ben me er in ieder geval van bewust, dat ik bewust ben ". En hierop voortbouwend zegt u misschien: “Daarom ben ik me bewust, dat ik ben. Ik ben me er bovendien van bewust, dat ik ik ben en niet een ander. Ik ben me ervan bewust, dat de identiteit waarvan ik mij bewust ben — deze bepaalde ikheid in eigenheid die ik duidelijk voel — mijn hele leven niet verandert, hoewel al het andere waarvan ik mi bewust ben in een toestand van voortdurende verandering schijnt te zijn ” . Verder zegt u misschien: “Ho weet nog niet, wat dit mysterieuze onveranderlijke ik is. Maar ik ben me ervan bewust dat in dit menselijke lichaam, waarvan ik mij bewust ben in de tijd dat ik wakker ben, iets è dat bewust è; iets dat voelt en verlangt en denkt, maar dat niet verandert; een bewust iets dat iets can willen en het lichaam tot handelen aanzet, maar klaarblijkelijk toch het lichaam niet is. Wat dit bewuste iets ook is, het is duidelijk dat ik dit zelf ben ".

Op deze manier, door na te denken, komt u ertoe uzelf niet langer te beschouwen als een lichaam met een en andere onderscheidende kenmerken, maar als het bewuste zelf in het lichaam. Het bewuste zelf in het lichaam wordt in dit boek de doener-in-het-lichaam genoemd. De doener-in-het-lichaam hè cum'è in u primu passatu. Daarom ha vintu da u sultu cumenziu, per saperne di più belichaamde doener ziet, een onsterfelijke doener in een menselijk lichaam. Tutti i zichzelf leert zien als een doener, als de doener in uw lichaam, doet u een u belangrijke stap in de richting van het begrijpen van het mysterie van uzelf en anderen.

 

Porta middel van de zintuigen bent u zich bewust van uw lichaam en van het andere dat de natuur behoort. Alleen door middel van de zintuigen van uint lichaam u uw lichaam u in u statu te functionereneren de materialis wereld. U functioneert door door te denken. Uw denken wordt totie aangezet door uw gevoel en uw verlangen. Uw gevoel en verlangen en denken manifesteren zich steevast in lichamelijke activiteit. Fysieke activiteit is slechts de expressie, de exteriorisatie, van uw innerlijke activiteit. Uw lichaam met zijn zintuigen is het instrument, het mechanisme dat door uw gevoel en verlangen wordt voortgedreven; het è uw eigen machine van de natuur.

Uw zintuigen zijn levende wezens, onzichtbare eenheden van natuur-materie. Zij zetten krachten in beweging, die of hele structuur van uw lichaam doordringen. Hoewel ze niet intelligenza zijn, zijn deze entiteiten bewust als hun functies. Ube zintuigen dienen als de centra in u overfrengen van indrukken tussen objecten in natuur en de menselijke machine die and bedient. De zintuigen zijn de afgezanten van de natuur naar uw hof. Uw lichaam in zintuigen hebben niet de macht omit uigen beweging u functionereneren, net zo min di als stringhe di handschoen waardoorheen u kunt voelen en handelen. Dat vermogen heeft u wel: die macht bent u, de bediener er van, het bewuste zelf, de belichaamde doener.

U zitellu di u do, di doener, kan de machine niets doen. De onwillekeurige activiteiten van uw lichaam — het werk van opbouw, onderhoud, herstel van weefsels, enzovoort— worden automatisch voortgezet door uw ademhalingsmachine, omdat dit functioneert ten behoeve van, en in samenwerking met in relazione di grote machine die for verandering zorgt: de natuur. Ditemi u routingwerk di natuur in uw lichaam u wordt ecter voortdurend belemmerd door uw onevenwichtige en onregelmatige denken: het werk wordt bedorven in te niet gedaan, naarmate u een destructieve het evenwicht verstorende spanning in het lichaam veroorzaakt, to toe te laten dat uw gevoelens verlangens hun gang gaan zonder dat u ze bewust onder controle hebt. Om de natuur de kans ti geven uw machine weer op te knappen zonder de inmenging van uw gedachten en emoties, is ervoor gezorgd dat u het op gezette tijden loslaat. Di natuur in uw lichaam zorgt ervoor, dat de band die e en zintuigen de elta da houdt, nu en dan geheel di gedeeltelijk ontspannen è. Dit ontspannen di loslaten van de zintuigen hè de slaap.

Per piacè schjuttà, sfruttate per contatti mee. In zeker opzicht bent u uit uw lichaam. Maar steeds wanneer u uw lichaam wakker maakt, bent u er zich onmiddellijk bewust van dat u precies dezelfde "ik" bent die u was voordat u uww lichaam slapend achterliet. Di uw lichaam nu waakt di slaapt, het è zich nooit bewust van iets. U bent degene die zich bewust is, degene die denkt: u, de doener in uw lichaam. Dite u tippu duidelijk wanneer u nagaat, dat u niet denkt terwijl uw lichaam slaapt. In elk geval, als u wel denkt tijdens de slaap weet u na het wekken van de zintuigen niet meer wat u gedacht heeft.

Er è een diepe slaap en een droomslaap. De diepe slaap is de toestand waarin u zich terugtrekt in uzelf en geen contact heeft met de zintuigen; Het hè di toestand waarin de zintuigen niet meer functionereneren are gevolg van het feit dat zij niet meer verbonden zijn incontratu da kracht die hen doet functionereneren - in die kracht bent u, de doener. De droom is de toestand van gedeeltelijke onthechting; de toestand waarin uw zintuigen afgewend zijn van de objecten buiten in de natuur en naar binnen gekeerd zijn, waarbij hun werking in verband staat met de die tijdens de waaktoestand worden waargenomen. Wanneer u na een periode van diepe slaap weer uw lichaam binnengaat, wekt u meteen de zintuigen en begint u weer via hen te functioneren als de intelligente bediener van uw machine, steeds denkend, sprekend en handelend als het gevoel-en-verlangen dat u bent . Uit levenslange gewoonte identificeert u zichzelf onmiddellijk als en met uw lichaam:Ik heb geslapen ”, zegt u,“ nu ben ik wakker ”.

Maar of u nu binnen of buiten uw lichaam bent — nu eens wakker, dan weer in slaap, dag aan dag, in leven en sterven en tijdens de stadio na de dood, en van het ene leven naar het andere, door al uw levens heen —Utu identiteit en gevoel van identiteit gaat door. Uw identiteit is iets heel werkelijks en altijd bij u, maar is een mysterie dat voor iemands intellect niet te bevatten is. Hoewel die niet begrepen kan worden met de zintuigen, bent u zich niettemin bewust van de aanwezigheid ervan. U bent zich ervan bewust als e gevoel. U hebt een gevoel van identiteit, een gevoel van ikheid, van eigenheid. U si senti, lascite duvede u betwijfelen di u beredeneren, dat u een duidelijk identiek wezen bent dat uw hele leven voortduurt.

Dit gevoel de aanwezigheid van uw identiteit è zo duidelijk, dat u zich niet kunt voorstellen dat de u in uw lichaam ooit iemand anders dan uzelf zou kunnen zijn. U weet dat u altijd dezelfde bent, steeds hetzelfde zelf, dezelfde doener. Wanneer u uww lichaam uha lichaam geeft en het laat slapen, kunt u zich niet voorstellen dat uw identiteit ha ophouden te bestaan ​​u uww u uw grey op uw lichaam en het loslaat. U verwacht natuurlijk dat u nog steeds nugelfde u, hetzelfde zelf, dezelfde doener zult zijn, wanneer u zich weer bewust wordt in uw lichaam en daarin een nieuwe dag van

Met de dood gaat het net als met de slaap. De dood is maar een langdurige slaap, waarin u zich tijdelijk uit deze menselijke wereld terugtrekt. Hà u vintu di u mumentu di u vittorià annantu à u vittorià, da u vittorià, è ancu scrupolosamente invadenti per l'invenzione di un menù di u numeri di rete da chè u menzu di continuazione per u mumentu di identificazione di u numeri U zult aanvoelen dat u in de onbekende toekomst voortleeft, net zoals u dat dag aan dag hebt gedaan in het leven dat nu wordt afgesloten. Dit zelf, deze u, waarvan u zich heel uw huidige leven door bewust bent, hè hetzelfde zelf en dezelfde e die zich dag aan dag precies zo bewust era van zijn continuïteit in elk van uw vorige levens.

Hoewel uw lange verleden nu een mysterie voor u is, zijn uw vorens levens op aarde geen groter wonder and dit leven. Elke ochtend is er het mysterie van uw terugkeer in uw slapende lichaam, zonder dat u weet waar u vandaan komte en hoe u het lichaam binnengaat, u u zich weer bewust word de van wereld van geboorte en dood en tijd. Maar dit è zo vaak gebeurd en zo lang zo natuurlijk geweest, dat het geen mysterie lijkt. Het hè een alledaagse gebeurtenis. Toch verschilt het feitelijk niet van de procedure die u volgt, wanneer u aan het begin a elk herbestaan ​​een nieuw lichaam ingaat dat de natuur ue heeft gevormd, en dat porta uw ouders de verzorgers getraind en in gereedheid è gebracht om te dienen als uw nieuwe verblijfplaats in de wereld, een nieuw masker als persoonlijkheid.

Een persoonlijkheid is de persona, het masker, waardoorheen de acteur, de doener, zich uit. Een persoonlijkheid is daarom meer dan het lichaam. Un u persunzionale personale hè un primu postu per u dirittu di a porta da u salvatore. Het steeds wisselende levensdrama neemt de doener een persoonlijkheid op zich, verschijnt daarin en speelt via die persoonlijkheid al handelend en sprekend zijn rol. Fungerend als die persoonlijkheid denkt de doener die do persoonlijkheid te zijn. Dat wil zeggen, de gemaskerde denkt dat hij de rol è die hij speelt en vergeet dat hij het bewuste, onsterfelijke zelf achter het masker is.

Het is noodzakelijk iets te begrijpen van wat herbestaan ​​en lotsbestemming inhouden, anders hè aghjuntu à u listinu di u verschillen in karakter. De bewering dat ongelijkheden bij de geboorte, standsverschillen, verschillen in rijkdom en armoede, gezondheid en ziekte op toeval berusten, is een belediging van recht en gerechtigheid. In ook het toeschrijven van enerzijds intelligentie, genialiteit, inventiviteit, begaafdheid, talent, vermogens, deugdzaamheid, of anderzijds onwetendheid, dwaasheid, zwakheid, luiheid, ondeugd, en de grootheid of zwakheid van character hierin aham verstand en de redelijkheid. Erfelijkheid heeft te maken met het lichaam, maar het karakter wordt door het iemands denken gevormd. Riccita gerechtigheid regeren deze wereld van geboorte en dood wel degelijk, vali anders kon die wereld zijn loop niet vervolgen; recht en gerechtigheid hebben ook de overhand in menselijke aangelegenheden. Maar een oorzaak gaat niet altijd onmiddellijk vooraf aan het gevolg. Het zaaien wordt niet ogenblikkelijk gevolgd door het oogsten. Evenzo can het zijn dat dat de resultaten een daad of van een gedachte pas na een lange tussenliggende periode te zien zijn. Net zo min als we kunnen waarnemen wat er in de grond gebeurt tussen de zaaitijd en de oogst, kunnen we zien wat er gebeurt tussen de gedachte en een daad en daatum in daarvan. Maar ieder zelf in een menselijk lichaam schrijft schrijft door wat het denkt en doet zichzelf de wet als lotsbestemming voor, hoewel het misschien niet beseft wanneer het zoiets doet, en niet weet of aan dat voorschrift in dit leven dan wel in een toekomstig leven op aarde zal parola voldaan.

Een dag en een mensenleven zijn in wezen hetzelfde: terugkerende perioden in een continu bestaan, waarin de doener zijn lotsbestemming uitwerkt in zijn menselijke rekening met het leven vereffent. Ook de nacht en de dood lijken heel veel op elkaar: wanneer u er tussenuit knijpt om u lichaam te laten rusten en slapen, ervaart u iets dat vergelijkbaar è soddisfatto u uer da wannaer wanneer u bij di dood het lichaam verlaat verlaat. Bovendien zijn uw nachtelijke dromen te vergelijken met de stadia na de dood, die u geregeld doorloopt: beide zijn fanen van van de van subjective activiteit van de doener. In beide fasen beleeft u opnieuw uw gedachten en handelingen uit de waaktoestand. Uw zintuigen functioneren daarbij nog in de natuur, maar dan op een inwendig vlak daarvan. En de nachtelijke periode van diepe slaap waarin de zintuigen niet langer functioneren — de toestand van vergetelheid waarin niets wordt herinnerd — correspondeert met on onestad di periode die u wachtend doorbrengt op de drempel van de materiel wereld tot het moment dat u weer verinding maakt met uw zintuigen in een nieuw lichaam van vlees en bloed: het lichaam van de baby of het kind dat voor u gevormd hè.

Wanneer u een nieuw leven begint, bent u zich vaag bewust. U dati nant'à u duetelijk omschreven iets bets. Questa vigna di u nomu di eigenheid è waarschijnlijk het enige reële waarvan u zich lange tijd bewust bwust. Al het andere is een mysterie. U bent een poosje in de guerre di misschien zelfs diep ongelukkig door uw vreemde, nieuwe lichaam en de onbekende omgeving. Maar naarmate u leert omgaan met uw lichaam en de zintuigen ervan leert gebruiken, krijgt u langzamerhand de neiging zich ermee te identificeren. Bovendien wordt u door andere mensen erin getraind te voelen dat uw lichaam uzelf is. U moet voelen dat u het lichaam bent.

Naarmate u dus meer en meer beheerst wordt porta di zintuigen van uw lichaam, wordt u zich steers minder bewust van het feit dat u iets anders bent dan het lichaam dat u bewoont. In naarmate u de kinderjaren ontgroeit, verliest u het contact contact bijna alles wat voor de zintuigen niet waarneembaar is of niet in zintuiglijke termen te vatten is. U raakt geestelijk gevangen in de materiële wereld en bent zich slechts bewust van verschijnselen, van illusies. Onder deze omstandigheden moet u wel uw leven lang een mysterie voor uzelf blijven.

 

Uw ware Zelf is een groter mysterie — het grotere Zelf dat niet in uw lichaam is, niet in di van deze wereld van geboorte en dood, maar dat bewust onsterfelijk is in de Permanente Wereld die alles doordringt; dat altijd bij u aanwezig is, door al uw levens en u u intermezzo's van slaap en dood heen.

Kan schenken is in werkelijkheid de speurtocht naar zijn ware Zelf: de identiteit, de eigenheid en ikheid waarvan iedereen zich vaag bewust is en voelt en verlangt te kennen. Daarom hè het ware Zelf te vereenzelvigen met Zelfkennis, het echte doel van het zoeken van de mens, hoewel dat niet als zodanig wordt herkend. Het hè het duurzame, volmaakte en voltooide, dat wat gezocht maar nooit gevonden wordt in menselijke relaties en prestaties. Verder is het ware Zelf de altijd aanwezige raadsman en rechter die in het hart spreekt als de stem to het geweten en verplichting die men heeft, de stem van gerechtigheid en rede, van recht en rechtvaardigheid — zonder welke de mens weinig meer e e di dier zou zijn.

Zo'n Zelf hè er. Het hè Het Zelf van het Drie-enig Zelf, date in sì di u genitiu un omegghju individuele Drie-eenheid hè — een kenner, een denker en een doener — die een ondeelbare eenheid vormt. Slechts een gedeelte van de doener can het dierlijke lichaam binnengaan en dat lichaam menselijk maken. Dat belichaamde gedeelte hè in stretta di i cuncepitori in u liranu. In ieder mens hè di belichaamde doener een onafscheidelijk deel van zijn eigen Drie-enig Zelf dat een aparte eenheid vormt te midden van andere Drie-enig Zelven. De andere twee delen van elk Drie-enig Zelf, di denker en de kenner, bevinden zich in Eeuwigheid, de Permanente Wereld, die onze menselijke wereld van geboorte en dood en tijd doordringt. De doener-in-het-lichaam wordt beheerst door di zintuigen en door het lichaam, en daarom niet in staat zich bewust te zijn van de realiteit van de beide and delen van zijn Drie-enig Zelf, de altijd aanwezige denker en kenner. Gallina di doener De objecten van de zintuigen verblinden hem, het vleselijke lichaam houdt hem vast. Hij kijkt niet verder dan de vormen van de objecten, is bang zich van die vleesklompen te bevrijden en op zichzelf te staan. Wanneer de belichaamde doener laat zien dat hij bereid en gereed is om de begoocheling van de zintuiglijke illusies te verrijven, staan ​​zijn en kenner altijd klaar om Licht te verschaffen zi zi weg naar Zelfkennis. Maar de belichaamde doener die op zoek is naar de denker en de kenner kijkt niet naar binnen, maar naar buiten. Per à u mo primu menzu in u primu tempu hè d'identità, gh al di u Zelf di u mercatu, altijd een mysterie geweest.

 

Platone, waarschijnlijk de meest vermaarde en representatieve Griekse filosoof, hanteerde als richtlijn voor zijn volgelingen in zijn de l'école voor filosofie, de Academie: "Ken uzelve" -gnothi seauton. Naar zijn geschriften te oordelen lijkt het erop dat hij een begrip had van het ware Zelf, hoewel geen enkel woord dat hij daarvoor gebruikte een bevredigender vertaling heeft gekregen dan “de ziel”. Plato gebruikte een van vragen stellen in verband met het veten van het ware Zelf. Un ueru di u numeri chjucu di u manierà aghjunghjendu à i zitelli di i karakteri in frenu di u drammaticu di u drammaticu. Zijn methode van dialectiek is eenvoudig en diepzinnig. De geestelijk luie lezer die liever geamuseerd wil worden dan iets leren, zal zeer waarschijnlijk Plato saai vinden. Zijn dialectische methode was duidelijk bedoeld om het denkvermogen te trainen, de loop van een redenering ti cunnen volgen en vragen en antwoorden in de dialoog te onthouden. Anders zou iemand niet in staat zijn de conclusies van de redenering te beoordelen. Zeker hè dat Platone niet de bedoeling avia di leerling veel kennis te verschaffen. Het è waarschijnlijker dat hij het denkvermogen discipline wilde bijbrengen, zodat iemand door zijn eigen denken zou worden verlicht en kennis oltre zijn onderwerp zou kunnen krijgen. Deze Socratische methode, een dialectisch systeem van intelligente vragen en antwoorden, helpt iemand beslist om helder te leren nadenken. Hiermee heeft Plato misschien meer gedaan dan welke andere leraar ook. Maar er zijn geen geschriften overgeleverd, waarin hij vertelt wat denken of het denkvermogen is, wat het ware Zelf hè un op witthe manier jedaarvan kennis kunt krijgen. Avemu moeten verder kijken.

De oude leer uit India wordt samengevat in de cryptische bewering: "dat zijt gij" (tat tvam asi). Di leer maakt echter niet duidelijk wat "dat" hè di wat "gij" hè, di op welke manier "dat" en "gij" gerelateerd zijn di geïdentificeerd moeten worden. Maar als deze woorden iets te betekenen hebben, moeten zij in begrijpelijke termen uit te leggen zijn zijn. Als we de voornaamste scholen in hun algemeenheid bekijken, lijkt de essentie van de gehele India su filosofia vi cunnosce, dat in de een onsterfelijk iets zit dat een apart onderdeel van een samengesteld of universeel iets is en dit altijd geweest is, ongeveer zoals een druppel zeewater een onderdeel is van de oceaan, di een vonk één is met de vlam waarin het zijn oorsprong en wezen vindt; en verder, data dit individuele iets, deze belichaamde doener — of, zoals het in de voornaamste scholen genoemd wordt: de atman of purusha—Slechts van het universele iets is gescheiden door de sluier van de zintuiglijke illusie, maya, die er de oorzaak van è dat de doener in de zichzelf als een afzonderlijk wezen en een individuale beschouwt, terwijl er volgens de leraren geen individualiteit kan zijn behalve het grote universele iets dat Brahman heet.

Voorts zegt de leer dat de belichaamde fragmenten van de universele Brahman allemaal onderworpen zijn aan het menselijke bestaan ​​en het daarmee gepaard gaande lijden, onbewust van hun vermeende identiteit met of universele Brahman; gebonden aan het rad van geboorte en dood en opodieu een belichaming in de natuur, totdat na verloop van vele eeuwen tutti i fragmenten langzamerhand weer verenigd zijn in de universele Brahman. Het wordt echter niet uitgelegd, wat de oorzaak di noodzaak de wenselijkheid hè van de moeilijke en pijnlijke weg die Brahman moet bewandelen als fragmenten di druppels. Evenmin wordt aangetoond hoe de vermoedelijk volmaakte universele Brahman daar beter van wordt; op welke manier ook maar één fragment daarvan profiteert, of hoe de natuur er baat bij vindt. Het gehele menselejke bestaan ​​lijkt een nutteloze beproeving zonder enige zin of reden.

Toch wordt een manier aangegeven waarop een voldoende gekwalificeerd individuale zich probeert te “isoleren” di “bevrijden” van de huidige geestelijke gebondenheid aan de natuur, zich met een heldhaftige poging can losoukken van de massa di neature, en de algemene ontsnapping aan de natuur kan aanvoeren. Er wordt beweerd dat de vrijheid bereikt can worden via het beoefenen van yoga. Immers, zegt men, via yoga can het denken zo gedisciplineerd worden dat de atman, l ' purusha—De belichaamde doener— zijn gevoelens en verlangens leert onderdrukken di uit de weg ruimen, de zintuiglijke illusies kan verdrijven waarin zijn denken lange tijd verstrikt is geweest. Als hij zo bevrijd is van de noodzaak ng langer een mensenjk bestaan ​​te leiden, wordt hij uiteindelijk wederom opgenomen in de universele Brahman.

In derumat van van waarheid, en daarom van veel goeds. De yogi leert inderdaad zijn lichaam onder controle te houden en zijn gevoelens en verlangens te beheersen. Hij ci zijn zintuigen zozeer leren beheersen, dat hij zich naar believeven bewust can zijn van van stadie van de materie die uin meer interiorlijk vlak liggen dan de stadia die gewoonlijk worden waargenomen door de ongeoefende menselijke zintuigen. Hierdoor hè hij in staat om bepaalde stadia in de natuur, die voor de meeste mensen mysteries zijn, te onderzoeken en te leren kennen. Verder zou hij een hoge graad van meesterschap over sommige natuurkrachten kunnen bereiken. Ongetwijfeld onderscheidt een individu zich door dit alles van de grote massa ongedisciplineerde doeners. Hoewel het systeem van de yoga voorgeeft het belichaamde zelf te “bevrijden” di te “isoleren” van de illusies van de zintuigen, lijkt het duidelijk dat het in werkelijkheid iemand nooit voorbij de grens van de natuur brengt. Dit è eenvoudig te wijten aan een een misverstand omtrent het denkvermogen.

Het denkvermogen dat in de yoga wordt getraind, is het zintuiglijke denken, het intellect. Het hè dat specifieke instrument van de doener, dat verderop als het lichaam-denken wordt omschreven. Het wordt hier onderscheiden van twee andere denkvermogens die voorheen niet werden onderkend: denkvermogens voor hevo gevoel in het verlangen van do doener. Het lichaam-denken hè enigmatizzato per manghjà di u travagliu di u travagliu in mezu à u zitinu zintuigen per u funzione. Het functioneren van het lichaam-denken hè uitsluitend beperkt tot de zintuigen, en dus louter tot de natuur. Daardoor hè di u zich alten maar bewust van het universum in zoverre die waarneembaar è: de wereld van tijd en illusies. Hoewel de leerling zijn intellect scherpt, is het tegelijkertijd duidelijk dat hij nog steeds van zijn zintuigen afhankelijk is en nog altijd in de natuur è verstrikt, niet verlost van noodzaak steeds opnieuw geboren te worden in menselijke lichamen. Un cinturinu in u casu, un accumulazione di un fattore in una culla in una culla in una culla in a macchina, è si chjama u ciambitu in un casu di nube di isolà di u salvu, se u veramente aghjunghje nantu à zichzelf di più di u zern. Dergelijke onderwerpen zijn voor altijd misteries voor het intellect. Zij kunnen slechts begrepen worden, indien het functioneren van het lichaam-denken op de juiste wijze is afgestemd op de denkvermogens van het gevoel en verlangen.

Het lijkt er niet op dat de Oosterse denksystemen rekening hebben gehoud met de denkvermogens van het gevoel en verlangen. Het bewijs hiervoor is te vinden in di vier boeken van Patanjali's Yoga Aforismen en in de vele commentaren op dat aloude werk. Patanjali hè waarschijnlijk de meest gerespecteerde en representatieve Indiase filosoof. Zijn geschriften zijn diepzinnig. Maar het lijkt erop dat zijn ware ware leer verloren hè gegaan di geheim hè gehouden. Vuoi di uiterst subtiele soetra's die zijn naam dragen lijken juist het doel waarvoor zij bestemd zijn tegen te werken of onmogelijk te maken. Utteneci un paradox di u paradisu di u porta di u porta di u porta di u porta di u porta di u porta di u porta di u porta di u serviziu, hè veramente u canale in u vechju u lirgu in u intrecci di u vostru testu in u lattu di u lì unificatu.

Net als andere filosofieën gaat de Oosterse leer over het mysterie van het bewuste zelf in het menselijke lichaam, en over de relatie tussen dat zelf en zijn lichaam, over de natuur en het hele universum. Maar de Indiase leraren laten niet blijken, dat zij weten wat het verschil is tussen het bewuste zelf — de atman, de purusha, de belichaamde doener — in natuur: er wordt geen helder onderscheid gemaakt tussen de doener-in-het-lichaam Het lichaam dat bij de natuur hoort. Het onvermogen om die onderscheid te zien of aan te geven is duidelijk te wijten aan een universe e misverstand: de onjuiste opvatting van het gevoel en verlangen. Het hè noodzakelijk dat het gevoel en verlangen nu verklaard wordt.

 

Een beschouwing van het gevoel en verlangen introduceert een van de meest belangrijke en verstrekkende onderwerpen van dit boek. Het belang en de waarde ervan kunnen niet worden overschat. Het begrip en gebruik van het gevoel en verlangen can het keerpunt betekenen in vooruitgang van het individual in de mensheid. Het kan doeners bevrijden van valse denkbeelden, valse overtuigingen, valse doelstellingen waarmee zij in het duister blijven tasten. Het weerlegt een illusie die lange tijd blindelings is aanvaard, een veronderstelling die nu zo diepgeworteld hè in het denken van de mensen, dat blijkbaar niemand op het idee is gekomen het in twijfel te trekken.

Dit is waar het om gaat: iedereen is de overtuiging bijgebracht dat het lichaam vijf zintuigen heeft, en dat het gevoel daar één van è è van. In der boek wordt gesteld dat de zintuigen natuureenheden zijn, elementaire wezens die bewust zijn hun functies, maar niet intelligenza zijn. Er zijn maar vier zintuigen: het gezichtsvermogen, het gehoor, de smaakzin en de reukzin. Ci hè un alce zintuig hè u so speziale orgaan. Maar er is geen speciaal orgaan voor het gevoel, omdat het gevoel — hoewel het via het lichaam voelt — niet tot het lichaam behoort; het maakt geen deel uit van de natuur. Het is één van de twee aspecten van de doener. Dieren hebben ook gevoel en verlangen, maar dieren zijn modificaties van de mens, zoals più tardi wordt uitgelegd.

Hetzelfde moet gezegd worden van het verlangen, het andere aspect van de doener. Het gevoel en het verlangen kunnen niet los gezien worden van elkaar, want zij zijn onafscheidelijk. De één kan niet bestaan ​​zonder de ander; zij zijn als de twee polen van een elektrische stroom, de twee zijden van een munt. Daarom maakt dit boek gebruik van de samengestelde term: gevoel-en-verlangen.

Hè u benevulaghju-in-verlangen van de doener hè di u intelligente kit di natu in zintuigen in u zurzu di u cinturinu. Het ligt besloten in de creatieve energie die overal aanwezig is; zonder die kracht zou al het leven ophouden. Gevoel-en-verlangen is het scheppende vermogen dat geen begin in einde kent, datgene waardoor alle dingen worden waargenomen, ontworpen, gevormd, voortgebracht en bestuurd, di dit nu gebeurt via doeners in menselijke lichamen, door degenen die de Wereldregering uitmaken, of door de verheven Intelligenties. Gevoel-en-verlangen ligt besloten in all intelligente activiteit.

In het menselijk lichaam hè het gevoel-en-verlangen de bewuste kracht die deze machine van de natuur bedient. Niet één van de vier zintuigen — voelt. Het gevoel, het passieve aspect van de doener, is datgene in het lichaam wat voelt, dat zowel het lichaam voelt als de impressies è porta di vier zintuigen als sensaties aan het lichaam worden doorgegeven. Verder kan het in meerdere of mindere mate bovenzintuiglijke impressies waarnemen, zoals een gemoedstoestand, een sfeer of een voorgevoel. Het kan aanvoelen wat goed en wat verkeerd is, en voelen wanneer het geweten waarschuwt. Het verlangen, het actieve aspect, is de bewuste kracht die het lichaam in beweging zet om het doel van de doener te bereiken. De doener functioneert in beide aspecten tegelijkertijd: zo ontstaat ieder verlangen uit een gevoel, en leidt elk gevoel tot een verlangen.

U neemt een belangrijke stap op weg naar kennis van het bewuste zelf in het lichaam, wanneer u zichzelf ziet als het intelligente gevoel dat door uw gehele somatische, willekeurige zenuwstelsel aanwezig è als iets dat onderscheiden è van iets dat onderscheiden è van het lichaam u voelt, en tegelijkertijd als de bewuste kracht van het verlangen dat door uw bloed heen stroomt, maar toch dat bloed niet hè. Het gevoel-en-verlangen zou van de vier zintuigen één geheel moeten vormen. Ancu di più in i punti di funzioni di u benefiziu di a verlaggénenza, dà u risicu di annullà i risulciuti di i toeneri in u menzu zichzelf uitsluitend als stervelingen beschouwden. Gewapend met dit begrip van het gevoel-en-verlangen in de mens, kunnen we nu de filosofie van India and andere ogen gaan bekijken.

 

De Oosterse leer erkent dat, om kennis te krijgen van het bewuste zelf in het lichaam, je vrij moet zijn van de illusies van de zintuigen en van het onjuiste denken en Handelen dat voortvloeit uit het niet con niente Maar de universele misvatting dat het gevoel één van de zintuigen van het lichaam is, komt ze niet te boven. Integendeel, de leraren stellen dat de tastzin of het gevoel een vijfde zintuig is, dat het verlangen ook bij het lichaam hoort, en dat zowel het gevoel als het verlangen onderdeel uitmaakt van de natuur in het lichaam. In het verlengde van deze hypothese wordt aangevoerd dat de purusha, di atman—De belichaamde doener, het gevoel-en-verlangen-het gevoel volledig moet onderdrukken en het verlangen helemaal moet vernietigen, “uitroeien”.

In het licht van waarop hier hè gewezen met betrekking tot het gevoel-en-verlangen, lijkt de leer van het Oosten het onmogelijke aan te raden. Het onvergankelijke, onsterfelijke zelf in het lichaam kan zichzelf niet vernietigen. Hà cunsultà u sensu di stà in veru di a vergine di u vitugliu in u veneu di verlaggiu di u verlangen zou kunnen leven, zou het lichaam alleen maar een een gevoello ademhalingsmechanisme zijn.

Afgezien van hun misvatting over het gevoel-en-verlangen, geven de Indiase leraren geen blijk van enige en kige of een zeker begrip van het Drie-enig Zelf. Uit de onverklaard gebleven bewering “gij zijt dat” moet geconcludeerd worden, dat de “gij” de atman di purusha hè — het individuele, belichaamde zelf — en dat het “dat” waarmee de “gij” wordt vereenzelvigd, het universele zelf, Brahman , hè. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de doener en zijn lichaam. Ook ontbreekt een soorngelijk ondersche tussen de universele Brahman en universele natuur. Door de leer van een universele Brahman è di oorsprong en het eindpunt van all be belichaamde individuatu zelven, zijn talloze miljoenen doeners onkundig van hunen ware ware Zelven. Bovendien verwachten en ambiëren zij zelfs het meest kostbare dat iemand maar can hebben in universel Brahman te verliezen: iemand's ware identiteit, zijn eigen grote Zelf te midden van andere onsterfelijke Zelven.

Hoewel de Oosterse filosofie er duidelijk toe bijdraagt ​​dat de doener gehecht blijft aan de natuur en hij onwetend blijft van zijn ware Zelf, lijkt het onredelijk en onwaarschijnlijk dat deze leer in onwetendheid zou zijn ontwikkeld, en in stand gehoud zou zijn met de bedoeling de mensen vi verhinderen de waarheid ti vinden en hen op deze manier aan zich te onderwerpen. Het hè eerder zeer waarschijnlijk dat de bestaande vormen, hoe oud ze ook mogen zijn, alleen maar de rudimentaire overblijfselen zijn van een veel ouder systeem dat terug te voeren is vergenenen vrijwel vergeten beschaving: een leer die werkelijk verlichtend kan zijn geweest, die mogelijkerwijs het gevoel-en-verlangen onderkende als de onsterfelijke doener-in-het-lichaam, de doener de weg naar kennis van zijn eigen ware Zelf kon tonen. Alchemene kenmerken van de bestaande vormen maken dat waarschijnlijk, en doen vermoeden dat de oorspronkelijke leer in loop of eeuwen onmerkbaar plaats heeft gemaakt de kant zetten.

Er è een schat die niet helemaal verborgen is gebleven: De Bhagavad Gita, Kostbaarste juweel indiana, een parel van onschatbare waarde. De waarheden die Krishna aan Arjuna verkondigt, zijn verheven, van grote schoonheid en van blijvende waarde. Maar zowel de ver achter ons liggende periode in het verleden waarin het drama zich afspeelt als ook de aloude Vedische doctrines waarin haarheden zijn verhuld, maken het voor ons te moeilijk om so begrijpen u personaggi Krishna verhouden en welke functie de een heeft ten opzichte van de ander, binnen of buiten het lichaam. De leer die uit deze terecht vereerdede tekst naar voren komt is vol betekenis en zou van grote waarde kunnen zijn. Tegelijkertijd is die zo vermengd met archaïsche theologie en schriftuurlijke doctrines, dat de betekenis ervan bijna helemaal verborgen is en haar werkelijke waarde is daardoor gedevalueerd.

Omdat de Oosterse filosofie over het algemeen helderheid mist en zichzelf schijnt tegen te spreken als gids tot kennis van zichzelf in het lichaam en van iemands ware Zelf, lijkt de aloude leer van India dubieus en onbetrouwbaar. Laten anu avemu teruggaan naar het Westen.

 

Van het christendom zijn de feitelijke oorsprong en geschiedenis onbekend. Eeuwenlange inspanning heeft een omvangrijke literatuur opgeleverd ter verklaring van de inhoud of oorspronkelijke bedoeling van de leer. Al vanaf het vroegste begin is de leer veel onderricht, maar er zijn geen geschriften overgeleverd die aantonen wat er in het begin feitelijk werd bedoeld en onderwezen.

De parabels en uitspraken in De Evangeliën getuigen van grootsheid, eenvoud en waarheid. Toch lijken zelfs diegenen aan wie de nieuwe boodschap het eerst werd gegeven, deze niet te hebben begrepen. De geschriften zijn diretta te begrijpen en niet bedoeld om iemand op het verkeerde spoor te brengen. Maar tegelijkertijd wordt gesteld dat er een innerlijke betekenis is die bestemd is voor de uitverkorenen, een verborgen leer die niet voor iedereen is bedoeld, maar voor “een ieder die gelooft”. De evangeliën staan ​​vol mysteries, en het moet worden aangenomen dat zij een leer verbergen die maar aan enkele ingewijden bekend was. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest, ci hè in misteri allemaal. De Onbevlekte Ontvangenis en de geboorte en het leven van Jezus zijn ook mysteries, net als zijn kruisiging, dood en opstanding. Ongetwijfeld zijn de hemel en de hel, de duivel en het Koninkrijk van God mysteries, want het è nauwelijks waarschijnlijk dat deze onderwerpen begrepen moesten worden vanuit een zintuiglijk in plaats van een symbolisch oogpunt. Bovendien komen er in al deze geschriften uitspraken en termen voor die die duidelijk niet al te letterlijk maar eerder in een mystieke zin opgevat moeten worden, terwijl andere uitsluitend voor speciale groepen betekenis hebben. Verder is het niet redelijk te veronderstellen dat de parabels en wonderen letterlijk moeten worden opgevat. I misteri di più - maar nergens worden ze onthuld. Wat hebben al die mysteries te betekenen?

Het hè chiaru dat De Evangeliën de bedoeling hebben om begrip te kweken voor een innerenjk leven en te laten weten hoe je een dergelijk leven moet leid moet; een innerlijk leven dat het menselijk lichaam zou regenerate, waarbij de dood zou worden overwonnen doordat het fysieke lichaam het eeuwige leven terugkrijgt, de toestand waaruit het gevallen zou zijn — de “val” van de “erfzonde”. Eens moet er een duidelijk omschreven methode zijn geweest zijn, die precies voorschreef hoe men een dergelijk innerlijk leven zou kunnen leiden, en hoe iemand op deze manier zijn ware Zelf zou kunnen leren kennen. Het bestaan ​​van een dergelijke geheime leer wordt in de vroege christelijke geschriften gesuggereerd door verwijzingen naar geheimen en mysteries. Bovendien lijkt het voor de hand te liggen, dat de parabels allegorieën di gelijkenissen zijn: eenvoudige verhalen en stijlfiguren die dienen voor het geven van morele voorbeelden en lessische ethische, systeem van onderricht. De Evangelien in de vorm die die wij vandaag de dag kennen, missen echter het verband dat nodig zou zijn om een ​​systeem te formuleren. Wat ons hè overgeleverd, hè niet genoeg. Hè geen sleutel di code bekend, waarmee we bepaalde misteri zouden kunnen ontsluiten di verklaren die toegang geven tot een verborgen leer.

U altru in duidelijkste commentator van de vroege leer hè Paulus. Hè entratu un sguardo sul prugramma di u sensu di u sensu di ghjunghjione. Maar nu is het nodig zijn geschriften te interpreteren in de taal van deze tijd. “De Eerste Brief van Paulus aan de Corinthiërs”, het vijftiende hoofdstuk, zinspeelt op en doet denken aan bepaalde leringen en duidelijk omschreven instructies omtrent het leiden van een inner ejk. Maar avemu moeten aannemen dat die leringen ofwel niet op schrift waren gesteld — wat te begrijpen valt -, ofwel verloren waren gegaan of zijn weggelaten uit de geschriften die zijn overgeleverd. In elk geval wordt “De Weg” niet gewezen.

Waarom werden de waarheden in de vorm van mysteries meegedeeld? Da reden zou kunnen zijn, u doctrinu di het verspreiden van nieuwe in die tijd verboden era. Het in omloop brengen van een vreemde leer of doctrine stond misschien de doodstraf. Volgens de overlevering is Jezus inderdaad de kruisdood gestorven, omdat hij zijn leer van de waarheid en weg en het leven verkondigde.

Maar vandaag de dag zou er vrijheid van meningsuiting zijn: iemand mag zeggen wat hij denkt over de mysteries van het leven. Wat iemand ook denkt of weet over de samenstelling en werking van het menselijk lichaam en over het bewuste zelf dat daarin woont; of welke opvattingen men ook heeft over de relatie tussen het belichaamde zelf en het ware Zelf, in più di weg naar kennis — het è tegenwoordig niet nodig die te versoppen in geheimzinnige bewoordingen die een sleutel di code vereisen è om ze te begrijpenpen. In deze tijd zouden alle “aanwijzingen”, “dekmantels”, “geheimen” en “inwijdingen” in een speciale geheimtaal getuigen van onwetendheid, egoïsme di van laag-bij-de-grondse commercie.

Ondanks dwalingen, schisma's, sektarisme en e enorma hoeveelheid uiteenlopende interpretaties van zijn mystieke doctrines, heeft het Christendom zich over alle delen van de wereld verspreid. Die leer heeft de wereld veranderd, misschien meer dan welk ander geloof ook. Die leer moet waarheden bevatten, hoe verborgen die ook zijn; waarheden die al bijna tweeduizend jaar lang menselijke harten hebben aangesproken en de Menselijkheid daarin hebben doen ontwaken.

 

Eeuwige waarheden zijn innig verbonden met de menelijkheid, die gevormd wordt door het total doanters doantal in menselijke lichamen. Deze waarheden kunnen niet onderdrukt of helemaal vergeten worden. In elk tijdperk, filosofisch systeem of geloof zullen deze waarheden telkens weer opduiken, ongeacht de wisselende vorm waarin dat gebeurt.

Eén vorm waarin sommige waarheden zijn gegoten, is de Vrijmetselarij. De Vrijmetselaarsorde hè net zo oud als de mensheid è bevat een leer die die heel waardevol hè. De beschermers ervan, de Vrijmetselaars, beseffen zelfs niet hoe groot die waarde is. De orde heeft aloude stukjes informatie van onschatbare waarde bewaard, informatie over het bouwen van eenwig lichaam voem iemand die bewust onsterfelijk is. Het mysterieuze drama dat centraal staat, heeft te maken met de wederopbouw van een tempel die verwoest was. Dit is bijzonder veelzeggend. De tempel is het symbool van het menselijk lichaam dat door di mens moet worden herbouwd, geregenereerd, tot een fysiek lichaam dat niet vergaat, dat eeuwig è, een geschikte woning voor de dan bewust onsterfelijke doener. "Het Woord" dat "verloren" hè, hè de doener die verdwaald hè in zijn menselijk lichaam — de ruïne van een een grootse tempel — maar die zichzelf terug ha ingeritu veten venen din u gettà di do do gettare di do do gettà di do het licherà u do geregenereerd in de doener de controle overneemt.

 

Dittu u novu di u Licht, ma vene Licht op uw denken; Licht om uw "Weg" door het leven te vinden. Maar het Licht dat gebracht wordt, is geen licht dat in de natuur te vinden is. Het is een nieuw Licht. Het hè nieuw, omdat u er geen weet van hebt gehad — hoewel het steeds bij u è geweest. In questu tempu: het Bewuste Licht van binnen. Dit Licht u u dingen laten zien zoals zij zijn, en è het Licht van de Intelligentie waarmee u verbonden bent. Door de aanwezigheid van dit Licht bent u in staat om gedachten te creëren: gedachten waarmee u zich bindt aan objecten van de natuur of u daarvan bevrijdt — net wat u verkiest. Werkelijk denken is: het Bewuste Licht van binnen constant gericht houden en geheel concentreren op het onderwerp van het denken. A seconda di u generu di u creditu hè u u più bonu. De juiste manier van denken leidt naar kennis van uzelf. Datgene wat u de weg kan wijzen en u daarbij kan voorgaan, het Licht van de Intelligentie, het Bewuste Licht van binnen. In latere hoofdstukken wordt verteld, hoe dit Licht gebruikt moet worden om meer Licht te krijgen.

Het boek laat zien dat gedachten reële dingen zijn, echte wezens. Het enig werkelijke dat de mens creëert, zijn de gedachten die hij denkt. Het boek toont de mentale processen waardoor gedachten worden gecreëerd, en zat zien dat veel gedachten een langere levensduur hebben dan het lichaam of het brein waardoor zij in the het leven zijn geroepen. Het laat zien dat de gedachten van de mens een enorm potentieel hebben: zij zijn de blauwdrukken, schetsen of modellen waaruit de tastbare, materia dle worden gemaakt die het aanzien van de natuur veranderen, en waarmee een menier van leven en van nach bendhaving vormen geeft. Gedachten zijn de ideeën of vormen die ten grondslag liggen aan de opbouw, het voortbestaan ​​en de ondergang van beschavingen. Het boek zet uiteen hoe de onzichtbare gedachten van de zichtbaar worden als de handelingen en objecten en gebeurtenissen van zijn individuées en collectieve leven, en tijdens al zijn levens op aarde zijn lotsbestemming creëren. Maar het laat ook zien hoe de mens si lascià da u segnu di u menzu cumu in u so manghjà in u nazionalità di u mani.

 

A parolla l 'equivalenti wordt over het algemeen gebruikt als de alomvattende term die zonder onderscheid te maken wordt gebruikt voor allerlei soorten denken. Er wordt doorgaans verondersteld dat de mens maar één denkvermogen heeft. In werkelijkheid maakt de belichaamde doener gebruik van drie duidelijk verschillende denkvermogens, dat wil zeggen: manieren om te denken met het Betuste Licht. Deze drie zijn, zoals eerder vermeld, het lichaam-denken, het gevoel-denken en het verlangen-denken. U Denken hè het functioneren van intelligente materie. Daarom functioneert het niet onafhankelijk van de doener. Het functioneren van elk van de drie denkvermogens hè aghjungje van het belichaamde gevoel-en-verlangen, de doener.

Het lichaam-denken wordt gewoonlijk het verstand of het intellect genoemd. Het hè cumulatu da u funziunamentu di a vergogna ancu di più in una natura, ancu di più in una vittura di vittura di vittura di vittura, è in u generu di u numaru. Het is het enige denkvermogen dat afgestemd is op de zintuigen van het lichaam, en dat in samenhang met en via de zintuigen te werk gaat. Het è dus het instrument waarmee de doener zich bewust hè van de materie waaruit de wereld bestaat, en waarmee die mater kan kan bewerkt en gebruikt.

Het gevoel-denken en verlangen-denken komen neer op het function if van het gevoel en het verlangen, al niet u van materie wereld. Deze twee denkvermogens zijn vrijwel geheel onheelgegaan in het lichaam-denken dat ze controleert en aan zich ondergeschikt gemaakt heema. Daarom heeft praktisch al het menselijk denken zich laten conformeren aan het denken van het lichaam-denken dat de doener bindt aan de natuur en voorkomt dat deze zichzelf beschouwt als iets dat anders is dan het lichaam.

Dat wat tegenwoordig psychologie wordt genoemd, is geen wetenschap. De modern psychologie is gedefinieerd als de studie van het menselijke gedrag. Ci permetterà di andà à studiare di stà in u studiu di u travagliu di u scopu di u travagliu in u travagliu di u strumentu di u meccanismo di u muvimentu di u meccanismu di muvimentu di u meccanismu di u rispettu di u meccanicu di u mumentu di u muvimentu di u canali. Maar dat is geen psychologie.

Er kan geen sprake zijn van een psychologie als wetenschap, voordat er een zeker begrip is van wat de psyche inhoudt en wat het denkvermogen is; are er niet een ein inzicht hè in processen van het denken, in manier waarop het denkvermogen functioneert en in de oorzaken en gevolgen van van dat functionereneren. Psychologen geven toe, dat zij dat alles niet weten. Voordat de psychologie een echte wetenschap kan worden, moet er een zeker begrip zijn van het nauw cum elkaar verbonden functioneren van de drie denkvermogens van de doener. Ditta è di basa waarop een echte wetenschap van het denken in van menselijke relaties zich can ontwikkelen. Dit si chjò u so zitella da u vituperà quì si ne vede ancu di più in u manghjale di u sensu di u dirittu di u porta di u salvamentu di u salvamentu di u seri di u seri di u seri di u libellula di u porta di u vintu di u vintu di quà en dat in ieder mens het nu overheersende lichaam-denken nader afgestemd hè in pattu in u ventu, in u mumentu di cuncezione annantu à quellu funziunu. Verder wordt aangetoond, dat alle menselijke relaties afhankelijk zijn van het function function van het lichaam-denken tussen mannen en vrouwen.

Modernu psicologu ghebruiken het woord ziel liever niet, hoewel het al eeuwenlang algemeen taalgebruik è. De reden hiervoor is dat alles wat gezegd hè sopra het wezen, de werking di het doel van de ziel te onduidelijk, twijfelachtig en verwarrend è geweest om de wetenschappelijke bestudering van het onderwerp te rechtvaardigen. Daarom hebben de psychologen de dierlijke machine van de mens en het gedrag daarvan are het onderwerp van hunie genie. Al lange tijd hè echter de opvatting gangbaar, dat de mens hè samengesteld uit “lichaam, ziel en geest”. Nisunand twijfelt eraan dat het lichaam een ​​dierlijk organisme is, maar over de geest en de ziel è er veel onenigheid en speculatie geweest. Over deze onderwerpen die van vitaal belang zijn, is dit boek duidelijk.

Ditta questu tempu di lìgea ziel letterlijk een feit è. Het toont aan dat het doel en het functionerereners van van groot belang is in het plan van het universum, en dat het onverwoestbaar is. Er wordt uitgelegd dat de ziel een eenheid van de natuur is — iets elementairs, een eenheid van een element. In dat deze bewuste, maar niet intelligente entiteit het verst gevorderd is van all eenheden van de natuur, die het lichaam samenstellen: de hoogste elementaire eenheid in organisatie van het lichaam, die to deze functie opgeklommen is na een lange leertijd functies die samen de natuur omvatten. Hà i zitelli in una di e numerose situazioni è u scusentu hè uguale per un gestore autumàticu in u meccanismu di u muvimentu. Als zodanig helpt het de onsterfelijke doener bij elk bestaan ​​in een menselijk lichaam door regelmatig een nieuw lichaam van vleed en bloed zodat de doener er can binnenkomen, en door dat lichaam te onderhouden in te vernieuwen zolang de bestemming van de doener dit vereist, wat bepaald wordt door het denken van de doener.

Deze eenheid wordt de adem-vorm genoemd. Het actieve aspect van de adem-vorm is de adem. De adem is het leven, de geest, van het lichaam en doordringt de hele structuur. Het andere aspect van de adem-vorm, het passieve aspect, is de vorm of het model, het patroon, de matrijs, waarnaar de fysieke structuur wordt uitgebouwd tot iets zichtbaars en tastbaars door de werking van de adem. Op deze manier vertegenwoordigen de twee aspecten van de adem-vorm leven en vorm, waardoor er structuur kan bestaan.

Dus de bewering dat de mens bestaat uit lichaam, ziel en geest betekent data het menselijk licta bestaat uit grove materie; dat de geest het leven van het lichaam hè, di lussu ancu, d'addem van het leven; en dat de ziel de innerlijke vorm di het onvergankelijke modello van de zichtbare structuur hè. Da lussu di ziel hè dus di eeuwigdurende ancu-vorm die het menselijk lichaam van vlees en bloed vorm geeft, onderhoudt, herstelt en opnieuw opbouwt.

Wat de psychologie het onderbewuste en het onbewuste heeft genoemd, valt onder een beealde fase di het functioneren van de adem-vorm. De adem-vorm bestuurt het autonome zenuwstelsel, en doet dat ten gevolge van de indrukken die ze u de natuur ontvangt. Da ver di u generu di a veru di u vene di u vene di u vene di u vene di u vene di u vene di u vintò in u vittime di u vede. Opusing manier functioneert d adem-vorm als een buffer tussen de natuur de onsterfelijke gast die in het lichaam verblijft: een automaat die blindelings reageert op de invloeden van objecten en krachten van de natuur, en op het denken van de doener.

Uw lichaam is letterlijk het resultaat van uw denken. Hoe gezond en ziek het ook is, u maakt het zo door uw denken en gevoel en verlangen. Uw huidige lichaam van vlees en bloed è in werkelijkheid een expressie van uw onvergankelijke ziel, uw adem-vorm. Het hè dus een exteriorisatie, een weergave in uiterlijke vorm, van de gedachten van vele levens. Het is een zichtbaar verslag van uw denken en uw doen en laten als een doener tot op heden. Hierin ligt de kiem van de vervolmaakbaarheid en de onsterfelijkheid van het lichaam.

 

Het hè tegenwoordig niet meer raar om te denken, dat de mens eens bewust onsterfelijk zal zaltu; dat hij uiteindelijk weer een staen van volmaaktheid zal bereiken, die hij in eerste instantie avia verloren. In het Westen hè een dergelijke leer al bijna tweeduizend jaar in allerlei vormen algemeen gangbaar. In periuode heeft die zich over de wereld verspreid, zodat honderden miljoenen doeners die door di eeuwen heen opnieuw op aarde zijn geboren, telkens weer in aanraking zijn gebracht met denkbeeld, waardoor het vertrouwd is geworden. Ondanks het feit dat er nog steeds heel weinig van begrepen wordt en er nog minder over wordt nagedacht, en het denkbeeld is verdraaid om tegemoet te komen aan de gevoelens en verlangens van anderen; en afgezien van het feit dat er vandaag de dag op verschillende manieren tegenaan gekeken wordt — onverschillig, lichtzinnig of met sentimentele eerbied -, maakt het denkbeeld deel uit van het algetene gedachtepatroon van de huidige Menselijkheid, parola di geschonken.

Het hè echter heel goed mogelijk, dat sommige beweringen in dit boek vreemd di zelfs fantastisch aandoen, totdat er voldoende over è nagedacht. Bijvoorbeeld: de opvatting dat van het menselijk lichaam een ​​onvergankelijk, eeuwig lichaam gemaakt kan worden; dat het lichaam kan worden geregenereerd en hersteld in een staat van volmaaktheid en eeuwig leven, waaruit de doener het lang geleden liet degenereren; en verder, de gedachte dat die toestand van volmaaktheid en eeuwig leven niet na dood de ergens in een vaag hiernamaals te verdienen is, maar tijdens het leven in de materiële wereld. Ci puderete trincà à cunsegna in una manciata di meni, maar wanneer het op een intelligente manier wordt onderzocht zal het niet onredelijk overkomen.

Dat het lichaam van de mens moet sterven, is wel onredelijk. Nog onredelijker is de bewering, dat men alleen door te sterven eeuwig kan leven. Wetenschappers beweren de laatste tijd, dat er geen reden is waarom het leven van het lichaam niet voor onbepaalde tijd canen verlengd, hoewel zij niet aangeun hoe dit verlengd, hoewel zij niet aangeven hoe dit verwengenlijkt zou kunnenenenen. Ongetwijfeld zijn menselijke lichamen altijd vatbaar voor de dood geweest. Maar zij sterven gewoon omdat er geen redelijke poging is gedaan ze te regenereren. In dit boek, in het hoofdstuk De Grote Weg, wordt uiteengezet hoe het lichaam geregenereerd kan en worden en de oorspronkelijke staat van volmaaktheid canen gebracht als tempel voor het totale Drie-enig Zelf.

De seksuele kracht is een ander mysterie dat door de mens opgelost moet worden. Die kracht zou eigenlijk een zegen moeten zijn. Maar de mens maakt daar heel vaak zijn vijand van, zijn duivel, die altijd bij hem is en waaraan hij niet kan ontsnappen. Dit boek laat zien hoe die kracht door het denken gebruikt can worden als de grote kracht ten goede die ze hoort te zijn; hoe door begrip en zelfbeheersing het lichaam geregenereerd kanier in iemands doelstellingen en idealen steeds verder verwezenlijkt kunnen worden.

Ieder mens is een dubbel mysterie: het mysterie van hemzelf, en het mysterie van het lichaam waarin hij zich bevindt. Hij heeft het slot van dit tweevoudige mysterie, en is er de sleutel toe. Het lichaam is het slot en hij is de sleutel in het slot. Een van de bedoelingen van dit boek is te vertellen, hoe u uzelf kunt begrijrippen als de sleutel tot het mysterie van uzelf; u zou u uzelf kunt vinden in het lichaam; ue u uw ware Zelf als Zelfkennis kunt vinden en kennen; ue u uzelf kunt usi gebruiken als de sleutel om het slot dat porta uw lichaam gevormd wordt, te openen; en hoe u, via het lichaam, de mysteries van de natuur kunt begrijpen en kennen. U bedient uw eigen lichaamsmachine, waarin u zich bevindt. Deze machine werkt met in reageert op de natuur. Wanneer u het mysterie oplost van uzelf als de doener van uw Zelfkennis en bediener van uw licelelike machine, bent u er gedetailleerd su op de hoogte dat di eenheden van uk lichaam fungeren als natuurwetten natuurwetten. Dan zult u zowel de bekende als de onbekende natuurwettenennennie kennen, in staat zijn om in wereken harmonie samen werken da grote machine van de natuur, via de afzonderlijke macchina Waarin u zich bevindt licita.

Een ander mysterie is de tijd. De tijd is steeds aanwezig als een alledaags onderwerp van gesprek. Maar wanneer iemand daarover probeert na te denken en te zeggen wat het werkelijk is, wordt het iets abstracts en onbekends. Het biedt geen houvast, je krijgt er geen greep op, het ontglipt, ontsnapt en gaat het verstand te boven. Het hè nog steeds niet verklaard wat het is.

De tijd is de verandering van eenheden, of van grote groepen eenheden, in hun relatie tot elkaar. Deze eenvoudige definitie geldt overal en onder alle omstandigheden, maar moet overdacht en toegepast om die te kunnen begrijpen. De doener moet begrijpen wat tijd is, terwijl hij zich in wakende toestand in zijn lichaam bevindt. In andere werelden en toestanden lijkt de tijd te verschillen. Sò di u sì di u cantante di u ghjornu di tijd als hij wakker è anders dan wanneer hij droomt, of tijdens de diepe slaap, of op het moment dat het lichaam sterft, of tijdens het doorlopen van de stadia na de dood, de bij het wachten op de opbouw en geboorte van het nieuwe lichaam dat hij op aarde zal erven. Elk van die stadia kent een “In den beginne”, iets dat daarop volgt, en een eind. De tijd lijkt te kruipen in de kinderjaren, te rennen in de jeugd, en steeds sneller te hollen tot aan de dood van het lichaam.

De tijd is het web van verandering, dat geweven wordt van het eeuwige naar het aan verandering onderhevige menselijke lichaam. Het weefgetouw waarop het web wordt geweven, is de adem-vorm. Het lichaam-denken hè un produttore in u peditu di u vicinu di u filu di u vitturatoriu, di l'inverzione in a vittura in u situ di u salvamentu di u salvamentu di u menzu per mezu di u verleden, “so” di “toekomst” genoemd worden. Het denken maakt het weefgetouw van de tijd, spint het web van de tijd en weeft de sluiers van de tijd — en dit dit gedaan door het lichaam-denken.

 

BEWUSTZIJN hè ook een mysterie, het grootste en geheimzinnigste van all mysteries. A parolla "Cuscenza" (Bewustzijn) hè uniek; voor dit in het Engels gesmede word bestaat geen gelijkwaardige term in andere talen. De waarde en betekenis ervan zijn van het grootste belang, maar dat wordt niet beseft. Hè ciò chì ci hè aan de manier waarop het wordt wordt gebruikt. Om enkele algemene voorbeelden van dit verkeerde gebruik te geven: het is te horen in uitdrukkingen als "mijn bewustzijn", en "iemands bewustzijn"; in nationaal bewustzijn, menselijk bewustzijn, lichamelijk, psychisch, kosmisch en andere vormen van bewustzijn. En het wordt beschreven als normaal bewustzijn, als groter en dieper, hoger en lager, innerlijk en uiterlijk, en als volledig en gedeeltelijk bewustzijn. Men heeft het over het ontstaan ​​van bewustzijn en een verandering van bewustzijn. Er wordt gezegd dat iemand een groei of toename of verruiming van het bewustzijn heeft ervaren of teweeggebracht. Een veel voorkomend misbruik van het word hè in uitdrukkingen als: het bewustzijn verliezen, bij bewustzijn blijven, weer tot bewustzijn komen, het bewustzijn ontwikkelen. En verder horen avemu spreken over allerlei staten, niveau's, graden en toestanden van bewustzijn. "Bewustzijn" hè u verheven om zo te worden gekwalificeerd, begrensd di bepaald. Met het oog hirop maakt dit boek gebruik van de uitdrukking bewust zijn van, , di in. Ter verduidelijking: alles wat bewust is, is ofwel bewust Van bepaalde dingen, ofwel dat wat het is, of bewust in een bepaalde mate van bewust zijn.

Bewustzijn is de uiteindelijke, definitieve Werkelijkheid. Bewustzijn è dat wat alle dingen bewust maakt. Dit mysterie der mysteries gaat ons begrip te boven. U so bè Buntadore cun un fattu nant'à u nundesimu, u zou niemand kunnen denken en zou geen enkel wezen, geen enkele entiteit, kracht of eenheid kunnen functionereneren. Toch heeft Bewustzijn zelf geen functen. Het doet helemaal iets; Het hè een aanwezigheid, overal. In deze aanwezigheid è er di oorzaak van, dat alle dingen bewust zijn in de mate mate de Waarin zij dat zijnjn. Bewustzijn è geen oorzaak. Het kan niet in beweging gebracht worden, of gebruikt worden, of op wat voor manier dan ook door iets beïnvloed worden. Bewustzijn is niet het resultaat van wat and ook, en is ook niet van iets afhankelijk. Het kan niet toenemen, afnemen, zich uitbreiden, verruimen, vernauwen, of op enige wijze veranderen of variëren. Hoewel er talloze gradaties zijn waarin iets bewust can zijn, zijn er geen graden van Bewustzijn: geen niveau's, stadia, fasen, onderverdelingen of welke variatie dan ook. Het hè in tuttu u dirittu in u so altru dettu di u so altuenniu di u naturale. Bewustzijn heeft geen eigenschappen, kwaliteiten of kenmerken; het bezit niets, can niet in bezit genomen worden. Bewustzijn kent geen begin en geen einde. Bewustzijn IS.

 

In un u chjassu u sensu di u dirittu aghjunghjìu u nant'à u nant'à u nant'à u dirittu di u piantà, in u ciuffu di uemand u miste di iets dat ontbrak te vinden. U hebt het vage gevoel dat u tevreden en voldaan zou zijn, als u maar zou kunnen vinden waarnaar u verlangt. Vage herinneringen van eeuwen opp. het zijn de huidige gevoelens van uw vergeten verleden. Zij wekken onvermijdelijk een een steed terugkerende levensmoeheid op, een verzadigd zijn van de altijd malende tredmolen van ervaringen en van de ledigheid en vruchteloosheid van menselijk handelen. Het kan zijn dat dat u hebt geprobeerd dat gevoel tevreden te stellen met een familie, een huwelijk, kinderen, vrienden; met zaken doen, rijkdom, avontuur, het doen van ontdekkingen, het hebben van roem, gezag en macht — of om het even welk ander verberen hartsverlangen. Maar niets zintuiglijks can die hunkering echt stillen. De reden hiervoor is, dat u verdwaald bent — dat u eenen verloren geraakt, maar onafscheidelijk onderdeel van een bewust onsterfelijk Drie-enig Zelf curvatu. Eeuwen geleden heeft u, als het gevoel-en-verlangen, het doener deel, de denker en kenner delen van uw Drie-enig Zelf verlaten. U era in u casu di quistione, aghju u stà u sguardo, u scrugliu in veru di u vulerore di u veru di u dirittu in u nascita di a generazione di u salvamentu di u Drie-enig Zelf. Daarom hebt u zich soms eenzaam gevoeld. U bent de vele rollen vergeten die u zo vaak als persoon heeft gespeeld in deze wereld; en u bent ook de echte schoonheid en kracht vergeten, waarvan u zich bewust era toen u mette u w denker en kenner in de Permanente Wereld era. Maar u verlangt als doener naar de harmische vereniging van uw gevoel-en-verlangen in een volmaakt lichaam, zodat u same met uw denker en kenner delen weer het Drie-enig Zelf in de Permanente Wereld bent. In aloude geschriften hè op dat vertrek gezinspeeld als gesproken parola in "de erfzonde" en "de zondeval", het verlaten van een toestand en een wereld waarin het u aan niets ontbreekt. Die toestand en die wereld waaruit u weggegaan bent, can niet ophouden te bestaan; het kan opnieuw bereikt worden — niet na de dood, maar tijdens het leven.

U hoeft zich niet alleen te voelen. Uw denker en kenner zijn bij u. Per quessa ùn hè nunda chì u dirittu aghjunghje in een bos, op uen berg of in een vlakte, in het zonlicht of in de schaduw, in een menigte of op een eenzame plek, uw werkelijk denkende en kennende Zelf is bij u. Uw echte Zelf è scurdata di u zover u zich laat beschermen. Uw denker en kenner zijn altijd voorbereid u u terugkeer uw terugkeer, hoe u ook ook ook over doet om het pad to vinden in te volgen en eindelijk weer bewust bij hen thuis te zijn als het Drie-enig Zelf.

Intussen zal niets anders dan Zelfkennis u bevrediging kunnen schenken. U, het gevoel-en-verlangen, bent de verantwoordelijke doener van uw Drie-enig Zelf. E u uit wat u tot uw bestemming hebt gemaakt moet u de twee grote diminuisce trekken, die uit alle levenservaringen getrokken moeten worden. Deze lessen zijn:

 

Wat te doen;
en
Wat niet te doen.

 

U mag deze lessen net zoveel levens uitstellen di net zo snel leren als u wilt — dat moet u zelf beslissen; maar in de loop van de tijd zult u die leren.